Van onze faalkundige Remko van der Drift

Zet je sukkel op een sokkel

Op een zonnig terras in Berlijn zegt mijn vriendin tegen me: ‘ik voel me op werkgebied zo’n sukkel naast jou. Jij hebt zoveel vrijheid. En ik wil me geen sukkel voelen.’

Mijn hart smelt. Van liefde én herkenbaarheid. Want ook ik wil géén sukkel zijn. In tegendeel. Ik wil het liefst een perfecte man zijn, die applaus ontvangt. Die, waar ik ook kom, uit de speakers hoort schallen: ‘Dames en heren, hier is ‘ie dan, de man waar iedereen op zit te wachten en die zo goed bezig is, REMKOOOO!’.

Maar waarom eigenlijk? Waarom moet er altijd applaus zijn? Wat is er mis met de sukkel in mij? De soms imperfecte, onzekere en twijfelende Remko. Die soms verkeerde keuzes maakt of onhandig reageert. Die weet dat negatieve feedback goed voor hem is, maar daar ook onzeker van wordt. Waarom mag die kant van mij nooit in de spotlight, in het volle zonlicht? Waarom moet ie voor iedereen onzichtbaar en diep weg gestopt zijn? In een donkere kelder waar hij zijn kleine mond moet houden?

Het is mijn ego die in de weg zit. Mijn zelfbeeld wat op het spel komt te staan. Ik werd er op het terras in Berlijn pijnlijk aan herinnert..

Want een paar dagen daarvoor gaf ik in Amsterdam een workshop faalkunde aan een groep docenten. De eerste helft ging over acceptatie en zelfcompassie, over de innerlijke processen van de docent zelf. Veel docenten zaten hier niet op te wachten. Ze verwachtten vooral concrete tips over hoe ze kinderen uit de faalangst konden halen. Dat stuk zou na de pauze komen, met de groeimindset van Carol Dweck. Maar een aantal docenten wilde daar niet op wachten. Eén ging ‘openbaar stiekem’ zijn kruiswoordpuzzel oplossen en verliet de workshop tijdens de pauze. Een ander liep daarvoor al weg met de mededeling dat deze workshop niets voor hem was.

Ik ervoer het weglopen van de docenten als ‘boeh-geroep’ en maakte mezelf daarmee onzeker. Een grote sukkel. Maar in plaats van deze sukkel de ruimte te geven stopte ik hem diep weg. In een donkere vochtige kelder waar niemand ‘m kon zien, hoopte ik…

Toen docent 1 was weg gelopen zei ik iets over mijn innerlijke criticus, want dat onderwerp was ik net aan het behandelen. Maar dat deed mijn ego eigenlijk om de groep maar te overtuigen dat ik wel degelijk een goeie workshop aan het geven was. ‘Kijk mij eens boven de materie staan, wat een goeie faalkundige ben ik hè!’.

Op het terras in Berlijn, 3 dagen later, vroeg ik me door de opmerking van mijn vriendin af: ‘wat nou als ik mijn sukkel, mijn gevoel mislukt te zijn, op dat moment niet had weg gestopt, maar volledig in het zonlicht had gezet?’. Bijvoorbeeld door mijn onzekere gevoelens en gedachtes te uiten en in te zetten als thermometer voor het klimaat van de workshop. Dan had ik misschien kunnen zeggen:

‘Ik merk dat ik onzeker word van de docenten die de workshop verlaten. Ik maak een verhaal in mijn hoofd dat dit een slechte workshop is die niet aansluit bij jullie behoeften. Hoe zien jullie dat?’

Ik weet natuurlijk niet hoe dit zou zijn afgelopen. En dat is ook een van de redenen waarom ik de sukkel in de kelder wilde houden. Het is spannend om af te dalen naar deze donkere kelder. Want wat als ze het opeens allemaal zouden beamen: ‘ja Remko, wat een slechte workshop!’. Dat zou toch een ramp geweest zijn voor mijn ego. Dan zou ik toch vreselijk door de mand vallen?! Dan zou ik toch opeens een ‘niemand’ zijn?! Een slechte faalkundige die faalt en daar geeneens goed mee om kan gaan!

En dat laatste betwijfel ik nu. Ik denk de zichtbaarheid van mijn sukkel juist ruimte had kunnen geven. Ruimte om het weglopen van de beide docenten te gebruiken: om meer contact met de overige docenten te maken, om te checken of we het juiste aan het doen waren en waar nodig de workshop ter plekke bij te sturen.

Zo reflecterend en mijmerend konden de sukkel van mij en die van mijn vriendin dus fijn samen in de zon zitten, daar in het prachtige Berlijn. En ik nam me voor om hem nog veel vaker te gaan koesteren de komende tijd…

Terug naar blogs